Door op 3 februari 2014

In het diepe

badeend

Iedereen die het een beetje volgt, weet dat ik nogal onverwacht op de eerste plek terecht kwam van een danig vernieuwde kandidatenlijst voor de PvdA Goes. Kan gebeuren. Van de eerste vijf kandidaten (we hebben nu 5 zetels) hebben twee ervaring in het raadswerk. De andere drie zijn nieuw. Je kunt daar op twee manieren naar kijken. De overige Goese partijen hebben de neiging de onervarenheid te benadrukken. Logisch want de PvdA in Goes is de enige partij met een nieuw gezicht bovenaan de lijst en verstoort daarmee het feestje van de politieke incrowd: het is prettiger om met bekenden zaken te doen. Ook als daarmee vooruit gelopen wordt op de verkiezingsuitslag.

Nog voor er een burger in het stemhok was, bespreken de diehards in de Goese gemeentepolitiek allerlei varianten voor een nieuw college van B&W. De SGP/ChristenUnie wil daar graag aan deelnemen. Voordeel van die ambitie is dat er iets te kiezen is voor de Goesenaren: mag de middenstander zelf weten wanneer hij zijn zaak open doet (ook op zondag)? Of beslist christelijk rechts voor ons? Krijgen de coffeeshops eindelijk een achterdeurbeleid dat de kwaliteit garandeert en criminelen buitensluit, of ontnemen we de Goese burger de keuzevrijheid zelf te beslissen af en toe een jointje te roken? Zoals de SGP/ChristenUnie wil? Want verkiezingstijd is ook het moment voor een gesprek over waarden, waar we die delen en waar we verschillen.

Een andere invalshoek op een verjongde fractie legt nauwelijks nadruk op ervaring. Het Centrum voor Lokaal Bestuur, dat PvdA-vertegenwoordigers ondersteunt, benadrukt het belang van nieuwe gezichten. Er komen immens veel nieuwe taken op de gemeente af, door het decentraliseren van rijkstaken op het gebied van de zorg en het begeleiden naar werk. De gemiddelde begroting van een Nederlandse gemeente stijgt daardoor met 70 procent. Bij het uitvoeren van die nieuwe taken gaan de burgers een grotere verantwoordelijkheid nemen/krijgen. In de overgangssituatie is niet zo zeer kennis over een beleidsnota van vier jaar geleden of een raadsbesluit van jaren terug belangrijk, maar gaat het om volksvertegenwoordigers die juist de souplesse hebben om de wensen van de burgers te honoreren. En die burgerinitiatieven op waarde schatten en een plek in het nieuwe bestel willen geven. Raadsleden met veel ervaring hebben de neiging vanuit hun vertrouwde beleidssysteem te blijven denken. Dat remt verandering en vernieuwing. Zo bekeken is een verjongde fractie een voordeel.

Er is veel te doen over de participatiesamenleving. Wie in Goes om zich heen kijkt, weet dat er al van allerlei in beweging is. Vaak zijn het initiatieven waar de overheid (nog) niet bij betrokken is. Ouders, leerkrachten en anderen werken aan Plan B, een initiatief om (aanstaande) onderwijs drop-outs een uitweg te bieden. Een uitweg waartoe het reguliere onderwijs (Plan A) geen kans ziet. In Kattendijke zijn inwoners (zoals in zo veel plaatsen) aan het inventariseren welke zorgvragen er leven en hoe de lokale gemeenschap hier in kan voorzien. Scholen, een welzijnsinstelling en een provinciaal gewortelde bank bekijken de mogelijkheden van een stadstuin. Daarin moeten onderwijs, welzijnswerk en duurzaamheid samen gaan. Het zijn zo maar een paar voorbeelden van wat er in beweging is in Goes. Daar ligt de kracht voor de komende jaren. Maar je moet het wel zien en het aandurven die initiatieven de ruimte te geven zonder dat gemeentelijke bemoeienis ze dood slaat. Dat vraagt een ander soort bestuurders, volksvertegenwoordigers en ambtenaren, benadrukt de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

Vorige week werd ik daarom een beetje somber van een VNG-informatiebijeenkomst. In Kapelle waren zo’n 100 (aanstaande) raadsleden bijeen om zich te laten informeren over alle decentralisaties. In alle schema’s die passeerden ontbrak de belangrijkste factor: de burger. En die zullen we toch echt nodig hebben. Eén zo’n burger kwam ik tegen toen we weer kiezers opzochten (dat doen we al een jaar, we hebben er inmiddels 2200 gesproken). Ik ken haar via haar zoon, een leerling van me in het speciaal onderwijs. Bij bijna ieder huisbezoek moest ik wachten tot er een hulpverleenster was vertrokken. Met regelmaat stond er buiten een ander te wachten tot ik klaar was. ’Eén gezin, één plan, één regisseur’, is het nieuwe motto bij de zorg voor de jeugd. Opvoeders hebben er een hard hoofd in: het zijn dezelfde gezichten van dezelfde instellingen. Waarom konden ze dit niet eerder bedenken? Waarom nu pas, nu het moet? Menen ze het daarom wel? Om te zorgen dat het nu wel goed gaat kan een frisse blik helpen.

 

Waar ben je naar op zoek?