Gezocht: lokale politici met lef en improvisatievermogen
De denktank van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) onder leiding van de Eindhovense burgemeester Rob van Gijzel (PvdA) schuwt het grote gebaar niet. In haar verkenning van maatschappelijke initiatieven die de lokale overheid uitdagen (‘Van eerste overheid naar eerst de burger’, november 2013) gaat het gezelschap op zoek naar de gevolgen van burgerinitiatieven voor het democratisch bestel zoals we dat sinds Thorbecke kennen. Volgens de denktank staan we aan de vooravond van een ontwikkeling die te vergelijken is met de opkomst in de late middeleeuwen van gilden (om gemeenschappelijke belangen te behartigen en druk uit te oefenen op lokale machthebbers) en de collectieve acties aan het eind van de negentiende eeuw die vakverenigingen maar ook coöperaties als de Rabobank, Friesland Campina en Achmea voortbrachten.
De derde golf van maatschappelijk initiatief die zich momenteel in Nederland maar ook in landen om ons heen voordoet begon al voor de economische crisis van 2008 en is een reactie op de privatisering van publieke goederen en taken die sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw mede op instigatie van de Europese Unie werd doorgevoerd: “We zien net als in het laatste kwart van de negentiende eeuw, een hele reeks maatschappelijke initiatieven ontstaan die de negatieve gevolgen van het privatiseringsstreven opvangen”. Bij velen, zo vervolgt de denktank, is het besef ontstaan dat de machtsinvloed van de nationale staat en de politiek aan erosie onderhevig is. Het geloof in een door de politiek maakbare samenleving is daardoor aangetast. Maar we moeten niet bij de pakken neerzitten. Onder verwijzing naar de massale deelname aan vrijwilligerswerk van allerlei soort stelt de denktank vast dat Nederlanders idealen koesteren en zich daarvoor willen inzetten. Dit ideële engagement is gekoppeld aan een tendens waarbij de principes van bedrijfsmatig en ondernemend handelen meer en meer worden ingezet voor het realiseren van publieke waarden of doeleinden. Een mooi voorbeeld werd zaterdag 30 november in de Volkskrant genoemd: jonge Rotterdamse ondernemers laten designkleding breien door ouderen. Deze worden betaald met bonnen die deelname aan reisjes e.d. bieden. Zo wordt vereenzaming tegengegaan. Een derde tendens is die van de nieuwe verbindingen, mogelijk gemaakt door de inzet van informatietechnologie. Voor een voorbeeld hoeven we niet zo heel ver van huis. Op Walcheren zijn in een een paar maanden tijd 6000 internetters lid geworden van ‘Ik geef weg’, een Facebook-community waar iedereen die dat wil zijn oude en minder oude meuk wegschenkt. Het is een geweldig succes en vormt een schaduweconomie met enorme potentie.
‘Laat duizend bloemen bloeien’
De VNG-denktank ziet eigenlijk weinig grenzen aan de burgerinitiatieven. Het monopolie op het gebruik van geweld (politie & leger) moet bij de overheid blijven, evenals de rechtspraak. Maar verder lijkt het maoïstische ‘Laat duizend bloemen bloeien’ de wens van Van Gijzel c.s. In het rapport worden veel voorbeelden beschreven. Ik moest daarbij denken aan de buurtvereniging in Oud-Sabbinge, waar ik woon. Een aantal keren per jaar is er een gezamenlijke maaltijd waar het hele dorp aan meedoet. Iedere twee jaar organiseren we een groot feest. De jeugd haalde zelf geld op voor nieuwe speeltoestellen (zie de foto). Ik moest ook denken aan Cineac Pietje Bell dat ik in 1997 in Rotterdam startte: een netwerk van wijktelevisiestations waar 100 Rotterdamse randgroepburgers (o.a. verslaafden, asielzoekers, gedrachtsgestoorden en vereenzaamden) hun eigen participatie- en reïntegratietraject succesvol vorm geven zonder inhoudelijke bemoeienis van overheden, uitkerende instanties of de psychiatrie.
Voor de lokale overheid vormen dit soort initiatieven een steeds grotere uitdaging. De initiatiefnemers zijn gepassioneerd en door de enorme opkomst van het hoger- en wetenschappelijk onderwijs vaak de inhoudelijke evenknie van ambtenaren en lokale politici: qua dossierkennis en vasthoudendheid zijn zij elkaars gelijken. Bovendien zitten de initiatiefnemers niet in een klaagcultuur maar zijn ze uitermate constructief en gericht op het vinden van (vaak creatieve) oplossingen.
Improviseer meer
“Ons-kent-ons en onderling vertrouwen vormen vaak de basis van een initiatief”, schrijft de denktank. De nadruk bij veel initiatieven ligt op het informele en het persoonlijke, ze staan dicht bij hun doelgroep. Dit levert vaak al een eerste clash met het lokale bestuur. Dat wil meetbare resultaten en deelname van iedereen, vaak ook van doelgroepen die de overheid zelf moeilijk of niet kan bereiken. Met dat laatste houden initiatiefnemers zich amper bezig: wie mee wil doen doet mee, wie dat niet wil blijft weg. Politici en bestuurders vinden dat vaak lastig. In hun door Thorbecke vorm gegeven politieke systeem zijn ze gewend topdown met maatschappelijk problemen om te gaan, de oplossing moet gelden voor iedereen en passen in hun bestuurlijke sjablonen. Er is veel en vaak beredeneerd dat de afstand tussen politiek en burgers onder andere hierdoor is ontstaan: burgers erkennen de verlangde gelijkheid van alle deelnemers niet als voorwaarde, bestuurders zijn onvoldoende in staat tot maatwerk. De VNG ziet met de burgerinitiatieven een uitweg uit dit dilemma: “Zij richten zich nadrukkelijk op een algemeen of maatschappelijk belang maar zonder dat ze de via Thorbecke gekozen bestuurders of vertegenwoordigers als hun tegenstander zien”. Een verstandige overheid maakt gebruik van deze initiatieven om een ruimere definitie van de publieke zaak te ontwikkelen, erkent en waardeert deze initiatieven en gaat vaker over tot experimenten waarbij het bestuurlijke en politieke vermogen tot improviseren versterkt moet worden, aldus Van Gijzel en de zijnen.
Tot slot
De inschatting van de denktank dat we aan het begin van een derde golf van grote veranderingen in de maatschappelijke betrokkenheidheid staan kan ik niet goed beoordelen. Maar stel dat dit de toekomst is dan biedt het rapport voor bestuurders, raadsleden en ambtenaren een goede invalshoek om een houding te bepalen. Het geeft in ieder geval aan dat van alle betrokkenen een andere insteek (met meer lef en improvisatie) wordt gevraagd. Wat dat aangaat is het een nuttige bijdrage. Voor de nieuwe generatie lokale politici die volgend jaar zijn opwachting maakt in de Nederlandse gemeenteraden betekent het dat niet de kennis van oude moties en beleidsstukken doorslaggevend wordt maar hun vermogen de ontwikkeling naar een lokale samenleving vol burgerinitiatieven vorm te geven. Ik kom er op terug.